Onderwijskwaliteit: van bureaucratie naar bezieling
Pleidooi voor meer focus op ontwikkeling en innovatie
Zou het niet mooi zijn als we aan onderwijs werken vanuit passie en visie en niet vanuit zorgen? Deze vraag werpt directeur B&T organisatieadvies Tijmen Bolk op in een artikel dat hij onlangs schreef voor het tijdschrift 'Basisschoolmanagement'.
In het artikel signaleert Bolk een beweging van bureaucratie naar bezieling als het gaat om onderwijskwaliteit: van eenzijdige aandacht voor de basiskwaliteit naar meer focus op ontwikkeling en innovatie. Het nieuwe onderzoekskader van de onderwijsinspectie biedt hier ruimte voor. Daarin wordt immers gesproken over ‘eigen aspecten van kwaliteit’, wat betekent dat een school zelf verwoordt welke kwaliteit zij biedt boven op de basiskwaliteit en dat de inspectie hier in haar toezicht ook op aansluit.
Fundament
De focus op ontwikkeling, met een eigen visie en ambities, komt na een tijdperk van nadruk op de basiskwaliteit, met veel oog voor leeropbrengsten. Die basiskwaliteit moet vooral niet vergeten worden. Werken aan beter onderwijs is een kwestie van én-én: in control zijn op de basiskwaliteit én serieuze ontwikkelstappen zetten. De juiste volgorde is daarbij van belang: werk eerst aan voldoende basiskwaliteit en daarna pas aan ontwikkeling en innovatie. ‘Zonder voldoende fundament is het immers heel lastig een mooi huis te bouwen’, aldus Bolk.
Dromen
Scholen moeten er overigens voor waken niet te blijven steken bij het fundament, schrijft Bolk. Als de basis op orde is, is er in veel gevallen namelijk geen grote externe druk tot vernieuwing. Druk die je wel ziet als een school onvoldoende of zeer zwak is. Dat betekent dat je de energie voor vernieuwing moet halen uit intrinsieke motivatie. Die is er vaak volop, omdat mensen in het onderwijs iets willen met kinderen, iets vinden van opvoeding, een idee hebben bij een goede voorbereiding op de toekomst. De dromen hierover zijn een prachtig aanknopingspunt. Vervolgens is er een keur aan mogelijkheden om te vernieuwen. In grotere of heel kleine stappen, met experimenten en proeftuinen, ‘ingroeigewijs’ van onderbouw naar bovenbouw of vanuit talenten en voorlopers.
Evalueren
En dan komt de vraag: is wat we willen ook aan het lukken? En hoe weten we dat? De basiskwaliteit weten de meeste scholen inmiddels heel goed te monitoren. Maar hoe doe je dat met de meer ‘zachte’ doelen en ambities die horen bij onderwijsontwikkeling? Die zijn niet altijd meetbaar. Maar wel merkbaar, zichtbaar en dus evalueerbaar, aldus Bolk: ‘Evalueren zorgt ervoor dat we werkelijk kunnen leren van de ontwikkelstappen die leerlingen zetten.’ De inspectie spreekt in dit verband over zelfevaluatie en hangt daar drie criteria aan:
- De zelfevaluatie moet actueel zijn.
- Het moet gaan over relevante domeinen.
- Ook anderen dan medewerkers van de school zelf moeten bij de zelfevaluatie betrokken zijn.
Vraag het de leerling
In het artikel houdt Bolk een pleidooi om daarnaast ook veel frequenter te evalueren. De leidende vragen daarbij zijn: Zetten we stappen in de juiste richting? Wat is succesvol en wat minder? Wat leren we daarvan? Om hieraan vorm te geven kun je gebruikmaken van drie principes:
- Vraag het de leerling! (en de ouders)
- Gebruik ook feiten.
- Vorm een scherp eigen oordeel.
Meer lezen?
Download het volledige artikel uit Basisschoolmanagement. Tijmen Bolk schreef tevens het boek De geest uit de fles. Van bureaucratie naar bezieling. Hierin schetst hij onder andere zestien principes van kwaliteitsmanagement; acht aan de controlkant en acht aan de ontwikkelkant.