Een lerarenregister dat leraren écht helpt ontwikkelen?
Het kan!
We lezen zelden een enthousiast verhaal over het lerarenregister. Het debat hierover wordt omgeven door het nodige chagrijn. Leraren willen er niet aan en beroepen zich op hun professionele autonomie, die hen prima in staat stelt om de eigen professionalisering ter hand te nemen. De minister van onderwijs, aan de andere kant, wijst al jaren op onderzoek dat een direct verband legt tussen de kwaliteit van onderwijs en de kwaliteit van leraren; beleid en regelgeving die ingrijpen op de kwaliteit van leraren zorgen voor beter onderwijs. In het debat ligt het accent op tegenstellingen, maar interessanter is het wellicht om te zoeken naar gemeenschappelijke grond en constructieve oplossingen.
Natuurlijk begrijpt de overheid dat intrinsieke motivatie van leraren om zich te professionaliseren veel krachtiger is dan een wettelijk opgelegde plicht. Daarom stelde de overheid zich in eerste instantie terughoudend op. Maar toen het aantal inschrijvingen in het vrijwillige lerarenregister tegenviel, kon de minister zich onder druk van de tweede kamer toch niet inhouden. Vandaar dat de Onderwijscoöperatie nu druk bezig is om het bestaande vrijwillige register om te bouwen naar het zogenaamde wettelijke register.
Vanwege het grote aantal centraal te nemen beslissingen – het gaat om zo’n 230.000 leraren! – werkt de Onderwijscoöperatie aan een registersysteem dat voor het grootste deel kan worden geautomatiseerd. Een dergelijke automatisering dreigt te leiden tot een afvinksysteem waarin vooral de omvang van de professionaliseringsinspanning en de kwaliteit van de professionaliseringsactiviteit centraal staan.
De Onderwijsraad
Op 11 oktober bracht de Onderwijsraad advies uit over het ontwerp van het Besluit Lerarenregister. Daarin waarschuwt de raad voor bureaucratisering en pleit ze vóór behoud van het werken met portfolio’s.
Samenvattend adviseert de Onderwijsraad:
- werk met portfolio’s, betrek de werkgever en de reguliere hrm-cyclus;
- focus op de eigen ontwikkeling binnen de context van de school;
- organiseer toetsing op decentraal niveau en vormen van collegiale beoordeling;
- positioneer de landelijke adviescommissie in de tweede lijn.
Verantwoordelijkheid nemen
De adviezen van de Onderwijsraad bevatten ontwerpprincipes die bevorderen dat leraren zelf aan zet komen. Daarmee komt de oorspronkelijke bedoeling van de minister dichterbij. De Wet beroep leraar en lerarenregister moet immers zorgen voor leraren die aan wettelijke bekwaamheidseisen voldoen en die zelf hun bekwaamheid onderhouden. Met name dit laatste benadrukt eigenaarschap: hieruit spreekt een verwachting en verlangen naar een proactieve beroepsgroep die verantwoordelijkheid neemt voor de eigen ontwikkeling. Terecht wijst de Onderwijsraad op onderzoek dat aantoont dat een belangrijke voorwaarde voor de verbetering van kwaliteit is dat leraren zelf vorm kunnen geven aan hun ‘bekwaamheidsonderhoud’.
Portfolio’s: zelf sturen op de eigen ontwikkelopgave
De Onderwijsraad stelt voor om voor herregistratie te werken met portfolio’s waarin de leraar zelf aangeeft welke ontwikkelactiviteiten hij heeft ondernomen en welke effecten die hebben op zijn bekwaamheid. De raad benadrukt dat het belangrijk is dat leraren zelf hun ontwikkeling beheren binnen de context van de eigen school. Een waardevolle suggestie. Werken met een portfolio stelt leraren in staat om te reflecteren op hun ontwikkelopgave, leerdoelen te stellen, ontwikkeling te organiseren en hierop weer te reflecteren. Leraren kunnen zo zelf binnen de op te stellen herregistratie-eisen hun eigen ontwikkelopgave vormgeven. Een ander voordeel is dat aan het portfolio een bewijsfunctie kan worden toegekend. Als leraren hun ontwikkeling moeten bewijzen, moeten zij zelf hun ontwikkeldoelen gaan bepalen en hun ontwikkeling evalueren. Aandacht gaat dan niet naar het volgen van gecertificeerd aanbod, maar naar de ontwikkeling zelf en de effecten daarvan. Op het leren van de leraar zelf én op de school.
Ken je context!
De ontwikkelopgave van leraren is deels contextafhankelijk. In haar nieuwe onderzoekskader maakt de inspectie een onderscheid tussen de wettelijke basiskwaliteit van scholen (deugdelijkheidseisen) en de eigen aspecten van kwaliteit. De ambities van de school op deze beide aspecten hebben consequenties voor het gedrag dat van de mensen in school wordt gevraagd. Kwaliteitszorg en hrm gaan hand in hand. Als de basiskwaliteit niet op orde is, dan ligt er schoolbreed een beheersopgave. Deze vraagt van leraren bijvoorbeeld dat:
- zij wetenschappelijke inzichten gebruiken (‘weten wat werkt’),
- negatieve afwijkingen in resultaten kunnen signaleren en meten,
- gericht binnen gestelde kaders werken.
Als de basiskwaliteit op orde is, kan de aandacht verschuiven van beheersing naar ontwikkeling. Die verschuiving vraagt om ander gedrag van iedereen in de school die verantwoordelijk is voor onderwijskwaliteit, dus ook de leraren. Denk aan:
- focus op wat kán werken,
- aandacht voor positieve afwijkingen,
- sturen vanuit dialoog in plaats van kaders.
De kwaliteit van de school is dus een belangrijke contextvariabele die een directe relatie heeft met de ontwikkelopgave van de leraar. Niet de enige overigens: de context van de school wordt ook bepaald door de geografische ligging en sociale en economische factoren. In een portfolio kan de leraar in ontwikkelplannen, reflectie en bewijsvoering op deze contextvariabelen aansluiten.
Ken jezelf!
Een ander onderdeel van de ontwikkelopgave van leraren bestaat uit vakelementen, die minder van de context afhangen en dichter bij de eigen kracht en aandachtspunten van de professional zelf liggen. Wat is er te overwinnen of juist te vergroten? Woorden die daarbij horen zijn: ‘dilemma’, ‘last’, ‘probleem’, maar ook ‘wens’, ‘ambitie’ en ‘verlangen’. Ook op dit vlak bestaat er overigens een belangrijk onderscheid tussen werken aan basiskwaliteit (beheersing) en ruimte voor vernieuwing (ontwikkeling).
Decentraal beoordelen: een zelfwaarderende én zelfcorrigerende beroepsgroep?
De Onderwijsraad ziet geen heil in een groot centraal systeem voor de beoordeling van professionaliseringsaanbod voor herregistratie en de ontwikkeling van leraren. “De raad meent dat de effectiviteit van het lerarenregister staat of valt met de inhoud en het niveau van de herregistratiecriteria, de kwaliteit van de te verrichten activiteiten voor herregistratie en een juist en zorgvuldig proces van validering door ter zake deskundigen.” De raad pleit ervoor om het beoordelen van de ontwikkeling zelf decentraal te organiseren. Dat sluit aan bij de wens van het ministerie om leraren zelf verantwoordelijk te maken voor ‘bekwaamheidsonderhoud’ én de wens van leraren om meer regie te mogen voeren.
Maar leraren die elkaar beoordelen: hoe ziet dat eruit? Het schoolleidersregister PO geeft het goede voorbeeld. Schoolleiders die zich al vroeg registreerden, moeten zich binnenkort herregistreren. Overal zien we dan ook schoolleiders werken aan het kunnen voldoen aan de herregistratie-eisen. Ze kunnen kiezen tussen:
- gebruikmaken van gecertificeerd professionaliseringsaanbod, waarbij deelname op zichzelf voldoende bewijs van ontwikkeling is, en
- de doorgemaakte ontwikkeling achteraf laten valideren door een professioneel beoordelaar of door elkaar.
Het Schoolleidersregister faciliteert en begeleidt peer reviews waarin schoolleiders elkaar beoordelen en leidt schoolleiders op tot procesbegeleider. Een interessant voorbeeld voor de leraren. Stel je voor: al die leraren die aan hun ontwikkeling werken en elkaar professioneel de maat nemen!
Hoewel we moeten investeren om de beroepsgroep toe te rusten om zichzelf te waarderen én corrigeren, is dit mogelijk. Het beoordelen van leren is immers de corebusiness van leraren. Hoe mooi zou het zijn als leraren worden toegerust om het leren van collega’s te valideren met inzet van een aantal beproefde middelen en op basis van de gedragsindicatoren, aan de hand van de – nog te formuleren – herregistratiecriteria? Centraal wordt dan steekproefsgewijs een tweede check gedaan. Een groot verschil met de huidige intentie om de ontwikkeling voor alle 230.000 leraren centraal te beoordelen. En volgens ons veel inspirerender. Als leraren niet alleen naar hun eigen ontwikkeling kijken, maar ook naar die van hun collega’s, organiseren we een zelfversterkend effect.
Verschil mag er wezen!
Al met al onderschrijven we dus het advies van de Onderwijsraad en we voegen er een suggestie aan toe. De raad pleit ervoor om behalve de registratie-eisen ook de herregistratie-eisen te baseren op minimale bekwaamheidseisen. Het register is er dan dus alleen om aan te tonen dat je überhaupt les mag (blijven) geven; een middel ter voorkoming van onbevoegde leraren voor de klas. Maar voldoen aan registratie- en herregistratie-eisen zegt daarmee ook niets meer dan dat. Wij vinden dat een gemiste kans.
Een veel gehoorde klacht over het onderwijs gaat over de zesjes-cultuur. Vaak komt die klacht uit de beroepsgroep zelf. Voldoende, goed of zelfs uitmuntend presteren met basistaken of een uitbreiding werd tot voor kort binnen dezelfde functie niet verschillend beloond. De geringe groeimogelijkheden zijn veel leraren een doorn in het oog. De invoering van de functiemix had ten doel om inspanning en talent wél verschillend te waarderen en om leraren te stimuleren om door te leren en meer en andere taken erbij te pakken. Dat maakt het vak veelzijdiger en uitdagender en zo kan het beter aansluiten bij verschillende ambities. Afstemmen op drijfveren geeft energie en bevordert duurzame inzetbaarheid. Met verschillend waarderen doen we leraren recht. Door talent beter te benutten wint ook de school en daarmee de leerling. Niet een heel ingewikkeld verhaal. Het lijkt dan ook onlogisch om het lerarenregister alleen te benutten voor de minimumeisen.
Versterk je profiel
Het lerarentekort neem toe. Goede leraren worden dus schaarser. Een portfolio waarin leraren hun ontwikkeling bijhouden en bewijzen, biedt hun een instrument dat ze kunnen gebruiken in de gesprekkencyclus met hun leidinggevende of ter versterking van hun profiel. Als je dan toch gericht werkt aan je ontwikkelopgave, op basis van je persoonlijke leerdoelen en dat wat je context van je vraagt, waarom zou je dan niet zelf je lat bepalen? Als we leraren willen stimuleren hun eigen ontwikkeling ter hand te nemen, waarom zouden we dan niet de mogelijkheid bieden om hogere doelen te stellen? Dit zou kunnen in de vorm van een plusregistratie bóven de basisregistratie. De plus kan zitten in expertise op een thema, in ontwikkeling van specifieke kennis en vaardigheden die werken in het speciaal (basis)onderwijs vraagt, in aantoonbare kwaliteit leveren in een taalarme omgeving, en zo kunnen we er nog wel een heel aantal bij bedenken. Maar dat kunnen we ook aan de leraren overlaten. Naast contextvariabelen hebben leraren ook hun eigen affiniteiten waarmee ze hun profiel kunnen versterken.
Voor de vaststelling van minimumbekwaamheidseisen is standaardisatie functioneel. Alles wat daarna komt – en gaat over het profiel van de professional in zijn eigen ontwikkelfase en context, op basis van zijn eigen ambitieniveau en affiniteiten – is per definitie uniek. Elke school is anders en elke medewerker ook.
Zoals eerder uiteengezet werkt de Onderwijscoöperatie eraan om voor de ongeveer 230.000 leraren een geautomatiseerd en gestandaardiseerd systeem op te tuigen. Maar in een systeem een vinkje zetten bij gevolgd professionaliseringsaanbod is iets heel anders dan reflecteren op de effecten daarvan voor jezelf, je leerlingen en je school. Dat laatste maakt leren een individuele exercitie met focus op impact in plaats van kwantiteit.
Dialoog
In de aanloop naar het lerarenregister horen we vanuit allerlei hoeken veel protest, terwijl over het oorspronkelijke doel, het versterken van het leraarsberoep, juist veel overeenstemming is. Wij voegen liever toe aan de dialoog vanuit de essentie van dat doel , dan dat we meedoen met het gemopper. In dit artikel hebben we de recente adviezen van de Onderwijsraad onderschreven, uitgediept en aangevuld. Door regie over leren én het beoordelen daarvan aan de leraren zelf te laten en hun de gelegenheid te bieden om ontwikkeling zelf te ontwerpen op basis van de eigen ontwikkelopgave, kan het lerarenregister weer gaan waarover het moet gaan: over leren. Het is belangrijk de oorspronkelijke doelen niet uit het oog te verliezen: het doel van het ministerie – een meer centrale check op ontwikkeling – én het doel van de beroepsgroep – meer regie over de eigen ontwikkeling. Laten we de neiging beteugelen om alles volledig dicht te organiseren voordat het verplichte register er überhaupt is. Liever zien we een ontwerp waarin dingen fout mogen gaan. Een systeem dat mag leren. Geef leraren regelruimte. En evalueer dat met hen. Leraren bij uitstek hebben immers verstand van leren. Laten we hen heel serieus nemen en het register zo inrichten dat het ze niet belemmert, maar juist ondersteunt om zichzelf en hun vak te versterken.
Meer weten?
De B&T academie begeleidt onderwijsprofessionals bij hun persoonlijke en professionele ontwikkeling. Op vele manieren. Wilt u meer weten? Neem gerust contact op met de auteurs van dit stuk.