Is dat alles?
OESO-rapport biedt kansen voor verbetering van het onderwijs
De OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, publiceerde onlangs een rapport over de staat van het Nederlands onderwijs. De beoordeling van het Nederlandse onderwijsstelsel is goed, al zijn er ook de nodige uitdagingen voor de komende jaren. In de media lazen we vooral over de ongemotiveerde scholier, wanorde in de klas en een landelijke test die het schooladvies moet gaan bepalen. Voor een 162 bladzijden tellend rapport zijn dat misschien wat al te kortzichtige constateringen. De vraag rijst: “Is dat alles?”
In haar rapport – ‘Reviews of National Policies for Education: Netherlands 2016’ – kenmerkt de OESO het Nederlandse onderwijs als een systeem met een hoge mate van decentralisatie waarin scholen over veel autonomie beschikken. De combinatie van sterke verantwoordingsmechanismen en een goede informatievoorziening zorgt voor een sterk onderwijsbestel. De basisvaardigheden van de leerlingen zijn erg goed en het sterke middelbaar beroepsonderwijs sluit goed aan op het vervolgonderwijs en de eisen van de arbeidsmarkt.
Later selecteren
De OESO doet in het rapport verschillende aanbevelingen. Een daarvan gaat over de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie en opvang. De OESO adviseert een curriculum te ontwikkelen en de kwalificaties van het personeel te verbeteren en te standaardiseren. Daarnaast constateert de organisatie dat er in het Nederlandse onderwijssysteem vroeg wordt geselecteerd en er weinig mogelijkheden zijn om tussentijds te veranderen van niveau. Deze twee kenmerken – vroege selectie en beperkte ‘verandermogelijkheden’ – lijken vooral de sterke leerling te treffen. Van leraren wordt verwacht dat zij nog meer differentiëren in hun lessen om ook de sterke leerlingen uit te dagen, want dat gebeurt momenteel nog te weinig. De organisatie vindt dan ook dat we naar mogelijkheden moeten zoeken om de vroege selectie te verminderen, het ‘omhoog stromen’ van leerlingen te stimuleren en bepaalde opleidingen samen te voegen. Om vast te stellen wat het niveau van een leerling is, stelt de OESO voor om één enkele nationale test aan het einde van de basisschool te gebruiken. Leraren laten zich volgens de OESO nog te veel leiden door de mening van ouders en kunnen niet inschatten of leerlingen beter of slechter presteren dan leerlingen op andere scholen in Nederland.
Excellentie stimuleren
Een andere conclusie in het OESO-rapport is dat de Nederlandse student ongemotiveerd is. Zelfs topstudenten tonen een gebrek aan doorzettingsvermogen. We stimuleren excellentie te weinig, vinden de onderzoekers. Zij doen verschillende aanbevelingen om hier verbetering in te brengen. Zo zouden we beloningen voor excellentie op ieder onderwijsniveau moeten versterken door doorstroming naar een hoger niveau mogelijk te maken. Raadzaam is het ook om hoge verwachtingen uit te spreken en de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs te vergroten. Wederom wordt van leraren verwacht dat zij – meer dan nu – inspelen op de individuele leerbehoeften.
Het lerarenberoep moderniseren
De OESO constateert dat veel leraren de komende jaren met pensioen gaan, waardoor er een uitdaging ontstaat om hun ervaring, en daarmee kennis en vaardigheden, te vervangen. Deze uitdaging biedt tegelijkertijd kansen, namelijk voor modernisering van het lerarenberoep. De OESO schrijft dat de selectiecriteria van de lerarenopleiding wellicht te streng zijn en meer gebaseerd moeten worden op cognitieve vaardigheden. De ambitie van veel scholen om een lerende organisatie te worden, wordt op dit moment geblokkeerd door het feit dat op veel scholen leraren niet werken en leren in een cultuur van samenwerken. We kunnen het prestige van het leraarsberoep vergroten door tijdens de lerarenopleiding expliciet hogere verwachtingen te stellen aan studenten. Ook kunnen we hun, na hun opleiding, meer perspectief bieden op loopbaanvariatie, waarbij zowel individuele doelen als doelen op het gebied van de schoolontwikkeling worden nagestreefd.
Sterke schoolleiders
Om binnen scholen de benodigde transformatie naar lerende organisaties te realiseren, zijn er sterke schoolleiders nodig. Maar hoewel het merendeel van de schoolleiders een vorm van leiderschapstraining heeft gevolgd, hebben zij zich niet voldoende ontwikkeld om invulling te geven aan deze verandering, zo meent de OESO. De organisatie doet daarom de aanbeveling om een leiderschapsstrategie te ontwikkelen, waarin professionele samenwerking en een cultuur van continue verbetering centraal staan.
Professionele schoolbesturen
Als laatste wordt in het OESO-rapport ingegaan op de rol van schoolbesturen. De verantwoording door schoolbesturen kan beter, vindt de OESO. Onder andere door transparanter te werken. Ook is er bij schoolbesturen best nog ruimte voor verbetering van hun strategische leiderschapscapaciteiten en van hun professionaliteit. Tegelijkertijd is het volgens de OESO noodzakelijk om de autoriteit van schoolbesturen opnieuw in balans te brengen met die van de schoolleiders, wat zou betekenen dat er meer gezag bij de schoolleiders belegd moet worden.
Kansen voor vernieuwing en verbetering
Het Nederlandse onderwijs presteert in internationaal opzicht goed, maar de constateringen van de OESO bieden wel kansen voor vernieuwing en verbetering. Professionalisering van leraren, om nog beter rekening te kunnen houden met de individuele behoeften van leerlingen; professionalisering van schoolleiders, opdat zij de voorwaarden kunnen creëren voor samenwerking en verbinding; professionalisering van schoolbestuurders, zodat ze als waarlijk strategisch leiders hun schoolleiders meer gezag kunnen geven. Laten we dit rapport vooral zien als een kans: een kans om het onderwijs nog beter te maken. Laat dit rapport ons uitdagen om het morgen nóg beter te doen en laten wij anderen uitdagen om ons daarin te volgen. Want daar gaat het toch om in het onderwijs? En dat is alles.