Samenwerking is en blijft de komende jaren een belangrijk thema in het onderwijs. Dat is niet verrassend, want samenwerking is een passend antwoord op veel verschillende uitdagingen.
Hoe gaan we om met teruglopende leerlingenaantallen, het lerarentekort of uitdagingen op het gebied van passend onderwijs? Hoe zorgen we voor een breed en kwalitatief goed regionaal onderwijsaanbod? Hoe realiseren we doorlopende leerlijnen tussen onderwijssoorten (bijvoorbeeld 10-14 onderwijs), geven we de aansluiting met kinderopvang en jeugdhulp vorm (in bijvoorbeeld brede school of integraal kindcentrum) en hoe werken we aan een effectievere toeleiding naar (beschermde) arbeid? Allemaal vragen waarmee je in het onderwijs te maken kunt krijgen. En allemaal vragen waarop een vorm van samenwerking tussen onderwijsorganisaties en/of tussen onderwijsorganisaties en andere maatschappelijke partners (deels) het antwoord kan zijn.
Samenwerken is een subtiel proces. Het is voor een deel te organiseren, maar vraagt ook om ruimte om in te spelen op dat wat er gebeurt. Vaak zijn er rationele redenen voor samenwerking. Zo kan samenwerking bijdragen aan een of meer van de 5 K’s: vermindering van (relatieve) Kosten(stijging), borging of zelfs verhoging van Kwaliteit, vermindering van (personele) Kwetsbaarheid, vergroting van de slagKracht en grotere Kansen voor medewerkers.
Maar in de praktijk blijkt dat het minstens zo belangrijk is dat de samenwerking voor alle betrokkenen goed voelt. En dat luistert nauw, want samenwerken gaat altijd ten koste van een deel van de eigenheid van een organisatie. Hoe ver dat gaat, verschilt. Dit is afhankelijk van de scope en intensiteit van samenwerking en van de mate waarin de samenwerkingspartner(s) van elkaar verschillen. In het proces moet daarom aandacht zijn voor de ‘winst- en verliesrekening’ van samenwerken voor de verschillende organisaties en geledingen, en soms voor de individuen die er werken.
Je kunt je op allerlei manieren met elkaar verbinden: van relatief vrijblijvend tot intensief (en soms zelfs vrijwel onverbrekelijk). De vorm van de samenwerking kan dus ook variëren van ‘licht’ tot ‘zwaar’. Van een relatief vormvrije en vrijblijvende overeenkomst tot een gereguleerde en impactvolle bestuurlijke samenwerking, of zelfs een scholenfusie. De vorm volgt de inhoud: de graad van verbinding moet de gezamenlijke ambities en onderliggende doelen faciliteren. Bij de keuze voor de vorm spelen ook mogelijke effecten en consequenties een rol: denk aan de fusietoets, werkgeverschap, goed bestuur en medezeggenschap.
B&T heeft veel ervaring met samenwerking door onderwijspartners. Wij kunnen bijvoorbeeld:
Waarom lukt de samenwerking in het ene geval wel en in het andere al jaren niet? Wat zijn de belangrijkste succesfactoren en (voorspelbare) belemmeringen voor samenwerking? En wat zijn de belangrijkste do’s & don’ts? B&T-adviseurs hebben aandacht voor zowel de harde als de zachte kant van samenwerken. We brengen kennis en ervaring samen, want iedere situatie is uniek maar toch zijn veel antwoorden te vinden in het onderwijsveld.
Wilt je meer weten over onderwijssamenwerking over organisatiegrenzen heen? Klik dan hier. Heb je vragen of wil je eens van gedachten wisselen over een vraagstuk op het terrein van samenwerking? Neem dan contact met ons op.