Veranderingen in het Participatiefonds in 2020

Hogere WW-kosten voor onderwijswerkgever

Onlangs deed het Participatiefonds zijn plannen voor modernisering in 2020 uit de doeken. Die zullen voor onderwijsbestuurders of leidinggevenden in het primair of (voortgezet) speciaal onderwijs wellicht even schrikken zijn. Let goed op, want elk personeelslid dat u vandaag aanneemt, valt straks onder deze nieuwe regels.

De toekomstplannen zijn aangekondigd in een brief van onderwijsminister Slob aan de Tweede Kamer in november 2018. De achtergrond van de verandering is dat het huidige systeem onvoldoende prikkels kent om onnodige instroom in de WW te voorkomen. De instroom (en dus de uitkeringslasten) is hierdoor hoog, hetgeen dus ook een hoge premie voor het Participatiefonds (Pf) tot gevolg heeft (zie ook het kader onderaan de tekst voor meer uitleg over wat het Participatiefonds doet).

Enerzijds is het dus de taak van het bestuur van het Pf om de instroom in de WW te beperken, en anderzijds is de doelstelling om het aantal administratieve barrières waarmee onderwijswerkgevers te maken hebben, te beperken. Omdat er voor de volledige opheffing van het Pf bij sociale partners geen meerderheid te vinden is, is geopteerd voor een sterke vereenvoudiging van de vergoedingssystematiek.

Wijzigingen op een rij

Dit zijn de belangrijkste wijzigingen:

  1. Schoolbesturen betalen in beginsel 50% van de uitkeringslasten voortvloeiend uit een ontslag of niet-voortzetting van een arbeidsovereenkomst zelf.
  2. In een beperkt aantal gevallen zijn de eigen kosten voor het schoolbestuur beperkt tot 10%:
  • bedrijfseconomisch ontslag met goedkeuring van UWV of een vervangende toets door het Pf;
  • ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter;
  • beëindiging van een vervangingsbetrekking.
    Het schoolbestuur dient hierbij ook aan te tonen dat de werknemer voldoende is ondersteund om werk te vinden buiten de eigen organisatie.
  1. Voor alle vaststellingsovereenkomsten, behalve wegens bedrijfseconomisch ontslag, geldt dat het percentage van de uitkeringslasten dat voor rekening van het schoolbestuur komt steeds 50% is. Ook bij iedere beëindiging van een tijdelijk contract, anders dan wegens vervanging, geldt dit. Het maakt dan ook niet uit of er wel of niet een vergoedingsverzoek wordt ingediend. Ook als dat niet gebeurt, geldt nog steeds het percentage van 50%.
  2. De uitkeringslasten die voor rekening van het schoolbestuur zelf komen, worden niet meer door DUO op de lumpsumbekostiging ingehouden, maar worden door het Pf zelf aan de schoolbesturen gefactureerd.
  3. Het Pf gaat werkloze onderwijswerknemers actief begeleiden om weer snel en duurzaam aan een baan te komen. Zo wil het Pf enerzijds werkloosheidskosten (en dus de hoogte van de premie) beperken en anderzijds bijdragen aan het terugdringen van het lerarentekort. Het Pf wil hiermee binnen twee jaar 1.000 werkloze leraren weer aan de slag krijgen.

Ingangsdatum

De ingangsdatum van de wijzigingen is nog onzeker, maar gemeld wordt dat 1 augustus 2020 de vroegst haalbare datum is. Daarmee lijkt het eerder gecommuniceerde plan om de wijzigingen op 1 januari 2020 in te laten gaan, van de baan. De invoeringsdatum is mede afhankelijk van de invoeringsdatum van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, waarmee alle werknemers in het openbaar onderwijs onder het private arbeidsrecht worden gebracht.

Aannamebeleid

Omdat een schoolbestuur door deze wijzigingen straks voor aanzienlijke kosten kan komen te staan wegens eigenrisicodragerschap van de WW, zal een budgetbewust schoolbestuur geneigd zijn goed op te letten wanneer dat eigen risico wel en niet ontstaat. Dat begint natuurlijk bij het aannamebeleid. Wie bijvoorbeeld een leraar aanneemt die op het moment al een poosje in de WW zit, doet er verstandig aan deze leraar een tijdelijk contract van minder dan 6 maanden aan te bieden, omdat er dan in beginsel geen WW-recht ontstaat waarvoor het schoolbestuur het eigenrisicodragerschap heeft.

Werknemers met een lang arbeidsverleden zullen om spiegelbeeldige redenen mogelijk moeilijker kunnen overstappen naar een baan bij een ander schoolbestuur. Heeft een leraar dertig jaar bij schoolbestuur A gewerkt en aansluitend slechts één dag bij schoolbestuur B, dan is schoolbestuur B toch de eigenrisicodrager voor de totale WW-uitkeringskosten wanneer de arbeidsovereenkomst bij B eindigt. Mogelijk biedt een goed assessment of een detacheringsperiode in dergelijke gevallen een oplossing.

Onderwijskwaliteit en -continuïteit worden door deze nieuwe regels in een rechtstreekse tegenstelling geplaatst met budgetbewust handelen van schoolbesturen. Wie immers in hoge nood een lege plek in de formatie wil opvullen, loopt een fors risico met de sollicitant de spreekwoordelijke kat in de zak te kopen, die (tenzij het een vervanging betreft) alleen tegen hoge WW-lasten weer kan afvloeien. Een vervangingsperiode wordt nu al vaak als proeftijd benut en dat zal onder de nieuwe regels niet afnemen.

Forse kostenpost

Omdat het heel kostbaar wordt om oudere werknemers met een lange onderwijsdiensttijd in de WW te laten instromen, neemt het belang van goed leeftijdsbewust personeelsbeleid verder toe. Ook de prikkel om een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, die vanwege een laag arbeidsongeschiktheidspercentage geen WIA-uitkering krijgt, binnen de eigen organisatie of elders weer aan het werk te krijgen, neemt verder toe. Dat zijn ontwikkelingen die op zichzelf zijn toe te juichen.

Niettemin, het kan en zal niet altijd goed gaan. Gezien de soms nog forse bovenwettelijke uitkeringen waarvan het schoolbestuur straks in de meeste gevallen 50% betaalt, kan één geval van WW-instroom voor een schoolbestuur leiden tot een kostenpost van in totaal vele tienduizenden euro’s. Voor vooral kleinere schoolbesturen kan dat een molensteen zijn die zij maar moeilijk kunnen meetorsen.

Voor de rechter

Een laatste effect van de Pf-wijzigingen is dat problemen tussen de onderwijswerkgever en -werknemer die nu door beëindiging met een vaststellingsovereenkomst worden geregeld, vaker voor de rechter zullen worden uitgevochten. Het schoolbestuur heeft namelijk baat bij een uitspraak van de rechter in plaats van een vaststellingsovereenkomst, aangezien alleen een ontbindingsbeschikking van de kantonrechter leidt tot een lagere WW-last (10%). Zelfs wanneer beide partijen aan de hand van opmerkingen van de kantonrechter ter zitting tot het inzicht komen dat het beter is de zaak te schikken (de zogenaamde schikking ter zitting), zal een schoolbestuur er naar de letter van de huidige Pf-plannen niet op kunnen rekenen dat het Pf bereid is 90% in plaats van 50% van de uitkeringskosten te dragen. Anders gezegd: de plannen van het Pf en minister Slob drijven schoolbesturen tot een onverzoenlijke opstelling tegenover een werknemer waar zij vanaf willen en in de armen van de kantonrechter. Dat is ongetwijfeld niet de bedoeling van deze plannen, maar naar alle waarschijnlijkheid wel het gevolg.

———————————————————-

 Wat doet het Participatiefonds?

In allerlei situaties kunnen (oud)werknemers recht hebben op een uitkering. Die uitkering moet natuurlijk ergens van betaald worden. Zo ook de WW-uitkering. In de onderwijssector is de WW-uitkering een stuk duurder dan in veel andere branches, omdat een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering van toepassing is die werknemers vaak recht geeft op een (veel) langere uitkering dan de reguliere WW.

Werkgevers in de onderwijssector zijn verplicht eigenrisicodrager voor de WW. Dat betekent dat de uitkeringskosten voortvloeiend uit de beëindiging van het dienstverband van een werknemer van een schoolbestuur, voor rekening van dat schoolbestuur komen. Schoolbesturen in de sectoren PO en (V)SO zijn echter ook verplicht aangesloten bij het Participatiefonds (Pf). Dit fonds is een zogenaamd Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) dat wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de PO-Raad en van de vakbonden.

Schoolbesturen betalen premie aan het Pf en het Pf vergoedt onder voorwaarden, opgenomen in haar reglement, de uitkeringskosten voortvloeiend uit de werkloosheid van een voormalige werknemer. Daarnaast begeleidt het Pf werklozen bij hun re-integratie. Het reglement van het Pf wordt jaarlijks vastgesteld en heeft een looptijd van 1 augustus tot 1 augustus, maar is al sinds jaar en dag ongeveer gelijk. Een werkgever dient na een ontslag of een einde van een tijdelijk dienstverband een vergoedingsverzoek in bij het Pf, dat het verzoek toetst aan de voorwaarden van het reglement. In veel gevallen neemt het Pf 100% van de uitkeringskosten voor haar rekening, maar als het verzoek wordt afgekeurd, komen alle kosten voor rekening van de werkgever zelf. Deze kosten worden dan ingehouden op de rijksbekostiging voor het schoolbestuur. Per uitkeringsgerechtigde kan dit om tonnen gaan. In 2020 gaat dit systeem drastisch veranderen.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de website van BLC Onderwijsadvocaten.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.